De Europese Unie is nu een transferunie.

De EU is onvermijdelijk op weg naar een transferunie

 Door Prof dr. Harry Verbon.
Mejudice 19- 2-2019

De euro is te goedkoop voor de sterke EU-lidstaten. Mede daarom willen deze staten de euro niet kwijt omdat die euro hen welvaart en rijkdom brengt. Hoewel voor de zwakke EU-lidstaten de euro te duur is, willen zij de euro ook niet kwijt: zonder euro zijn ze op zichzelf aangewezen en zouden vrijwel zeker de hulp niet krijgen die zij nu expliciet of impliciet wel krijgen. Het kan dan ook niet anders, volgens emeritus hoogleraar Harrie Verbon, dat de EU onvermijdelijk op weg is om een transferunie te worden.
ESM-fonds
Toen Griekenland in 2010 problemen kreeg door een extreem hoge overheidsschuld, werd binnen de kortste keren een tijdelijk fonds opgericht, het ESM geheten, om de Griekse overheid van ‘zachte’ leningen te voorzien. Dat was in strijd met het verdrag van Maastricht uit 1992, waar de zogeheten no bail-out conditie werd geformuleerd. Lidstaten die met hun overheidstekort in de problemen kwamen mochten niet door andere lidstaten geholpen worden. De ondertekenaars van het verdrag hoopten daarmee te voorkomen dat lidstaten er al van te voren rekening mee gingen houden dat zij bij problemen uit de brand zouden worden geholpen en dus hun begrotingsdiscipline wel konden laten varen.
Desondanks is in de boezem van de Europese Commissie het plan ontstaan om het ESM-fonds uit te bouwen tot een permanent fonds dat overdrachten geeft aan lidstaten in (tijdelijke) financiële en/of economische problemen. De Nederlandse minister van financiën Wopke Hoekstra mobiliseerde een aantal kleinere lidstaten om zich tegen zo’n ‘schokfonds’ te verzetten. Het mocht niet baten: op 4 december 2018 besloten de EU-ministers van financiën tot de oprichting van dat fonds. Hoewel het oprichten van dit fonds de EU dichterbij een transferunie brengt waar ‘zwakke’ lidstaten (Griekenland, Italië, enz.) door ‘sterke’ lidstaten (Nederland, Duitsland, enz.) permanent worden onderhouden, presenteerde de regering het besluit van 4 december 2018 als een soort overwinning. De regering was vooral blij dat het voorbehoud werd gemaakt dat lidstaten die in aanmerking willen komen voor een hulpprogramma onder ‘strikte’ voorwaarden eerst hun schuld houdbaar moeten maken.
De voorwaarden
De regering weet natuurlijk heel goed dat lidstaten die voor steun in aanmerking komen niet of nauwelijks aan die strikte voorwaarden kunnen (of willen) voldoen. Een reden daarvoor is dat de euro voor de sterke lidstaten te goedkoop is en voor de zwakke lidstaten te duur. De sterke EU-lidstaten kunnen met een gegeven hoeveelheid mensen en een gegeven productiecapaciteit meer produceren dan de zwakke EU-lidstaten. Door deze voorsprong in efficiëntie zijn sterke EU-lidstaten in staat zwakke EU-lidstaten weg te concurreren. Oftewel, de zwakke EU-lidstaten moeten een handelstekort accepteren ten opzichte van de sterke EU-lidstaten. Een land dat per saldo importeert, kan dat alleen maar financieren door geld te lenen van de landen die per saldo exporteren. Een land dat per saldo importeert, wil immers meer besteden dan het zelf produceert. Voor een exportland geldt het omgekeerde: zo’n land heeft inkomen ‘over’ dat het zou kunnen uitlenen aan importlanden. De handelstekorten van EU-lidstaten worden dus gefinancierd met leningen van EU-lidstaten met handelsoverschotten. De zwakke EU-lidstaten bouwen daardoor buitenlandse schuld op die bovenop de hoge overheidsschuld (rond de 100% of meer) komt die deze lidstaten kennen. Het tweelingtekort is geboren.
In het eurogebied is er geen automatisch mechanisme dat tekorten en overschotten van landen ten opzichte van elkaar corrigeert. De voorsprong van sterke EU-lidstaten op zwakke EU-lidstaten zal dan ook niet verdwijnen, maar er treedt een permanente verrijking van sterke lidstaten ten koste van arme lidstaten op. Als de EU dan aan een lidstaat in nood, laten we zeggen Italië, zou voorschrijven dat er flink bezuinigd moet worden, zou dat de economische problemen van Italië alleen maar vergroten. De strikte voorwaarden die volgens de Nederlandse regering voor het ontvangen van EU-hulp zullen gelden, zijn dus ongeloofwaardig.
Dat bleek afgelopen maand al toen de strafprocedure tegen Italië werd gestaakt door de Europese Commissie, terwijl het evident was dat de Italiaanse overheidsschuld niet houdbaar was bij het verwachte begrotingstekort. Minister Hoekstra heeft daar in de vergadering van Europese ministers van financiën op 21 en 22 januari bezwaar tegen gemaakt. Als de enige minister kennelijk, waarmee het duidelijk is dat een overgrote meerderheid van de EU-lidstaten niet aan strikte voorwaarden hecht. Het EU-fonds waar op 4 december jl. toe werd besloten, zal dan ook geen strikte, maar hoogstens zwakke voorwaarden stellen bij financiële transfers naar zwakke lidstaten. Ze motiveren daarom zwakke lidstaten niet om hun economie en hun overheidsbegroting op orde te brengen.
Geen alternatief
Het zou eerlijker zijn van de regering en vooral van minister Hoekstra als hij zou toegeven dat de EU onontkoombaar afstevent op een transferunie waar permanente financiële steun voor zwakke lidstaten wordt gefinancierd door sterke lidstaten. Er is ook geen alternatief, tenzij de EU-lidstaten bereid zouden zijn de ‘one-size-fits-all’ euro op te geven, zodat de zwakkere lidstaten via automatische prijsdalingen van hun producten weer concurrerend kunnen worden tegenover de sterkere lidstaten. Het is echter duidelijk dat zeker de sterke lidstaten niet bereid zijn hun ‘concurrentievoordeel’ op deze wijze op te geven en liever de zwakke lidstaten blijven onderhouden op kosten van hun eigen belastingbetalers. De zwakke EU-staten willen al evenmin de euro opgeven, omdat dan de boodschap zou zijn dat marktwerking van vrije wisselkoersen onevenwichtigheden tussen de lidstaten zouden doen verdwijnen.
Conclusie
Zo houden de sterke en de zwakke EU-lidstaten elkaar in een wurggreep. De sterke EU-lidstaten willen de euro niet kwijt omdat die euro hen welvaart en rijkdom brengt. De zwakke EU-lidstaten willen de euro echter ook niet kwijt, omdat zij zonder euro op zichzelf zijn aangewezen en vrijwel zeker de hulp niet zouden krijgen die zij nu expliciet of impliciet wel krijgen. Door de divergerende economische ontwikkeling bij het handhaven van de euro, kan de EU niet anders dan een transferunie zijn.

( We zien dus, dat Nederland in de mallemolen rolt van het continueren van gelden naar de Zuidelijke landen. Dat is niet alleen onaanvaardbaar, het is een duidelijk argument om uit de Europese Unie te stappen. A.R. Girbes sr. 20 februari 2019. Een NEXIT is nodig ter overleving)

Dit bericht is geplaatst in Actueel, Uncategorized met de tags . Bookmark de permalink.