“Het Nederlandse rechtssysteem is in een ernstige crisis gekomen.”
Alvorens te benadrukken dat, nu in september 2005, de crisis bij het Openbaar Ministerie zich openbaarde bij de zaak van Nienke Kleiss, door eigen schuld, incompetentie en politieke onwil, het O.M. aan de schandpaal zit, is een klein sprongetje naar de zeer nabije geschiedenis is noodzakelijk.
De gretigheid, waarmee de media zich stortte op de zaak Nienke Kleiss is te verklaren door de houding van het O.M. ten opzichte van de pers, en ter zake het negeren van feiten en het bagatelliseren van commentaren van de afgelopen dertien jaren.
Dat “de media” bloed ruikt is een logisch gevolg daarvan.
Reeds op 2 juni 1994 maakt de Telegraaf melding van het feit dat het Openbaar ministerie, gevoed met inlichtingen van politie en inlichtingendiensten, een op zichzelf staande “echelon” is geworden. Jan Beijert, columnist van Het Nieuwsblad van het Noorden, heeft zich de vraag gesteld in een column van 7 juni 1997, of de politie een “staat in de staat” is. Nu vijftien jaar later, 2012, kan die vraag opnieuw worden gesteld. De “koninkrijkjes” die minister mr. Opstelten ontdekte, en gelukkig ook daarna handelde door een Nationale politie te organiseren, was verbijsterend.
Columniste Titia Ketelaar, van het NRC, maakte ook reeds kond van het vergaren van inlichtingen over argeloze burgers in haar column van 21 april 1999.
In de Telegraaf van 11 november 1995 lees ik: “ Justitie (het O.M.) politie en politici vallen allemaal door de mand.”
Op zaterdag 11 juni 1994 lees ik in de Telegraaf: “Strafrechtspleging in Nederland een puinhoop”. De machteloze woede van een rechter, Mr. B.F. Böcker.
Op 2 juni 1994 lees ik in de Telegraaf: “uit een onderzoeksrapport van de Leidse en Rotterdamse Universiteiten blijkt dat het zorgwekkend gesteld is met de sturing van en de controle op de politie door het bevoegd gezag..
In het Nieuwsblad van het Noorden van 11 februari 1995, kom ik een passage tegen in een interview met de advocaten Mr. W.F. de Haan en Mr. A. Fokkema. Een waarschuwende sub headline van,”In de politiekorpsen heerst moreel verval”.
- Daarnaast heb ik zorgen over het morele verval in Politiekringen en dat is niet typisch Groningen. Dan denk ik aan het regelmatig valselijk opmaken van een proces-verbaal, het steeds vaker weglaten van essentiële informatie uit het proces-verbaal waardoor er een onjuiste weergave van feiten ontstaat, hetgeen een vorm van meineed is en het disrespect bij de Politie voor de rechterlijke macht. De oorzaak? Door een gebrek aan zelftwijfel in strafzaken, jagen ze hun eigen waarheidsvinding na. Zij, de Politie, weten altijd wat er gebeurt. Zij weten altijd wie de dader of wie het slachtoffer is. * En verder, De Politie schuift met bewijs. Het is een zorgelijke ontwikkeling. * (Sic)
Wijlen Prof. Dr. P. Fortuyn schreef in zijn column voor business class, d.d. 14 december 2001. : “Het O.M. kan feitelijk onbeperkt afluisteren, e-mail en internetverkeer bekijken, ook tegen personen waartegen GEEN verdenking berust”. Deze waslijst van feiten uit de media geeft aan dat het bij de politie, de inlichtingendiensten én het O.M. niet goed zit. Dan moet U deze melding zien als een “eufemismen”. Zelfs Professor Tak, Rechtsfilosoof, houdt zich volledig in bij het uiten van commentaar naar het O.M. en vervalt niet in “invectieven”: dat is ook klasse. Wat ik wel heel jammer vind is het feit dat er in de media geen analyse wordt gegeven over de feiten die voor publicatie noodzakelijk zijn. Het programma “Brandpunt” en de uitzendingen van Peter R. de Vries, zijn daarbij gelukkig een uitzondering.
Het O.M. gedraagt zich, naar mijn mening, als een bemoeizuchtig en incompetente organisatie. Mr. E.L. Gonsalves, publicist in het opinieblad “Sta-Vast” schrijft;
* Het Openbaar Ministerie laat veel te veel steken vallen. In de afgelopen weken moesten velen met mij waarnemen, hoezeer de professionele kwaliteiten van het Openbaar Ministerie in korte tijd ernstig zijn afgenomen. Met name de voorzitter van het college van procureurs-generaal en de officieren van justitie bij militaire rechtbank maakten er naar het oordeel van zeer velen een potje van. Wat moet er nu gebeuren? ( De Procureur generaal was toen mr. de Weijkersloot)
Als het Openbaar Ministerie zich bemoeit met de dood van Mevr. Silvia Millecam omdat zij “het medium Jomanda”geraadpleegd had en deze zou “strafbare feiten” hebben gepleegd en kans op genezing van Silvia Millecam hebben ontnomen”, ik deze bemoeizucht als zeer ongewenst beschouw. Deze vorm van bedilzucht van het Openbaar Ministerie is stuitend, en kenmerkend getuigd van incompetentie. Immers: “Jomanda” heeft exact dezelfde “functie” als Lourdes in Frankrijk dat heeft. Het O.M. gaat de Staat Frankrijk toch ook niet vervolgen? Daarnaast is Lourdes en Jomanda onmisbaar voor een grote groep mensen die nu eenmaal een dergelijke therapie nodig hebben. Het O.M. dient daarmee geen enkele bemoeienis te hebben.
De zaak Nienke Kleiss is dus niet een op zich zelf staande “omstandigheid”. De onzorgvuldigheid is kennelijk het gevolg van een naar “binnen gekeerde” organisatie, dat de macht bediende en zich “profylactisch” opstelde, dat zich ook in bemoeizucht manifesteerde. Het Nederlands Forensisch Instituut laat ik even buiten deze column.
Ook zaken wat te maken had met “het zichzelf verdedigen”, waarbij vooral de woorden proportionaliteit en subsidiariteit waren heilig voor het O.M. en vele keren het slachtoffer werd vervolgd. ( Hierbij denk ik aan de Albert Hein zaak, en een Amsterdamse politierechter een gestolen partij spijkerbroeken toewees aan de dieven: ook de zaak, de dood, van Meindert Tjoelker in Leeuwarden zal en ieder zich wel herinneren.)
Prof. Dr. B. Smalhout schreef boven zijn column van 22 maart 2003: “Hoe gestoord is Justitie? En in zijn column van 22 maart 2003 schrijft hij: “Het zit de burger hoog dat het recht op zelfverdediging bij roof, inbraak of overval hem praktisch ontnomen is.” Ook schrijft Smalhout: ” Onbegrijpelijk. Nog meer ergernis wekt het feit dat rechters soms onbegrijpelijke uitspraken doen. Zoals bijvoorbeeld onlangs (2005) de Amsterdamse politierechter deed, die een gestolen partij spijkerbroeken toewees aan de dieven, waardoor de bestolen winkelier het nakijken had. Deze “onbegrijpelijke rechtsfilosofie” schijn al langer mode te zijn.Een automobilist die een crimineel op heterdaad betrapte met de juist uit zijn auto gestolen radio, kreeg van de politie te horen, dat hij zijn eigendom alleen kon terug krijgen ‘ als de verdachte daarmee instemde’. Daar de dief daar geen zin in had kon de bestolen autobezitter naar zijn radio fluiten. ( De inhoud van deze melding riekt naar idiotisme. De bijna ondefinieerbare waanzin die het uitstraalt is tekenend voor zieke geesten bij het Openbaar ministerie, Rechters en politie. Wel wil ik duidelijk maken dat de “Verkeerspolitie”, naar mijn ervaring, uiterst behulpzaam is geweest en volledig onpartijdig hun werk hebben gedaan) Wat mij wel is opgevallen, is dat, in mijn geval van schuld door een fietser, de Officier van Justitie niet goed raad weet om te gaan met artikel 185 van de Wegenverkeerswet: zwakke weggebruikers. De officier was niet overtuigd van “volledige onschuld van de automobilist”, hoewel dit wel het geval was. De automobilist was ook in het politierapport ” geen verdachte”.
Het mismanagement heeft, mogelijkerwijs, zich ook binnen het Openbaar Ministerie genesteld en als een niet ter zake deskundige advies gegeven. Het O.M. is geen bedrijf en moet zich als een “onberispelijk” orgaan bewijzen, zonder de alles vernietigende regelneven, én zich houden aan geschreven, en ongeschreven gewoontes, waaronder het recht op volledige zelfverdediging, ongeacht op welke wijze dat geschiedt. De werkelijk ziekelijke bemoeizucht van het Openbaar Ministerie is maatschappelijk ontwrichtend. Wijzigingen en/of een andere attitude past kennelijk niet in de systeemmatige procedures, die heilig zijn verklaart waardoor juist een bureaucratisch systeem de starheid van het O.M. vastlegt. Folkert Jensma schrijft in zijn column in de NRC ( digitale versie) van 7 oktober 2012, over de “dag van de rechtspraak” dat hij zich stelletjes zat op te winden in een bijeenkomst van persrechters,presidenten voorlichters en ander communicatievolk over het feit dat het “reputatiemanagement” het had over beeldvorming. Dat het management alweer negatief in beeld is, is werkelijk desastreus, omdat opnieuw wordt bewezen dat het “management” deerniswekkend is.
“In het wetboek van Strafrecht, de zeventiende druk, en bijgewerkt tot 1 februari 1960, staat in artikel 41 het volgende: “Niet strafbaar is hij die een feit begaat, geboden door noodzakelijke verdediging van eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed tegen ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding.”
In het tweede deel van artikel 41 staat: “Niet strafbaar is de overschrijding van de grenzen van noodzakelijke verdediging, indien zij het onmiddellijke gevolg is geweest van een hevige gemoedsbeweging, door de aanranding veroorzaakt”.
De vraag is dus: “Waarom is dat wetsartikel uit het Wetboek van Strafrecht gehaald?
Antwoord: “Ten dienste van het Openbaar ministerie?”
Het O.M. zal volledig moeten reorganiseren en zich moeten ontdoen van het, mijns inziens, nutteloze management en de houding aannemen zoals dat er vóór 1960 was ten opzichte van de burger.
De burgers zijn het zat. De burger wil een dienend Openbaar Ministerie en niet een regulerende, én moet ontdaan zijn van machthebbers. Het recht moet zijn loop hebben, ook het recht van de burger. Dat is de taak van het Openbaar Ministerie. Dat het “Openbaar Ministerie” zich als op de hierboven aangegeven wijze manifesteert, is fnuikend voor een gezonde samenleving. Dat mijn conclusie niets zal uithalen om het O.M. te wijzen op hun maatschappelijke verantwoordelijkheid, en vooral het slachtoffer en het publiek te dienen, alsook het publiek de ruimte te geven die het nodig heeft om zonder de angst te leven om bij een conflict onmiddellijk in de boeien te worden gesmeten, zal lacherig worden afgedaan. Maar in feite wordt er agressie gezaaid dat op een niet te voorspellen moment zich zal uiten ten nadele van de gehele gemeenschap. Als het O.M. zich daarvan niet bewust is dient de minister eens een heel grote personele schoonmaak te houden binnen het O.M. Bestuurskundige,Paul Frissen, benadrukte in zijn lezing dat door het slechte presteren de legitimiteit bedreigt van de rechtspraak en dat juist dát het grootste risico is. Hoewel ik geen enkele illusie heb dat het Openbaar Ministerie haar houding op korte termijn zal veranderen, zullen de stapelingseffecten van blunders effectiever worden om de minister te laten ingrijpen.
A.R. Girbes sr.
16 september 2005/ 19 juli 2012. 7 oktober 2012.