Ongewenste aspecten

Ongewenste morele/ethische aspecten binnen een maatschappelijke structuur in onze huidige tijd.

Wie steelt of aan een beroving deelneemt, weet dat hij een afspraak negeert  en een straf riskeert,  en bij ontdekking daarvan er recht over hem zal worden gesproken. Het recht zal worden uitgesproken in de tijdgeest waarin het misdrijf is gepleegd.

Wel is er een zeer duidelijke analyse nodig om een misdaad als een euveldaad, de misdraging, als strafbaar feit aan te wijzen, dus  een deviant  gedrag met als gevolg een strafbaar feit. Een feit waarop een straf staat krachtens het wetboek van strafrecht. De boetedoening.

Kan dan ook een ongewenst moreel / ethisch aspect als misdaad, de morele misdraging,   worden aangemerkt? En, wat zijn morele misdragingen?

Bijvoorbeeld: iemand angstig maken uit oogpunt van plagerij of onwaarheden melden waardoor mensen angstig worden.  Of, mensen dreigen waarden en/of gewoonten op  te leggen die buiten de tijdgeest vallen  waarin men leeft. Bijvoorbeeld:  dat in het westen de sharia, ( Sjar)  de islamitische wetgeving, wordt ingevoerd,  dat als een zeer vrijheid beperkende wetgeving bekend staat met feodale straffen.

Artikel 1 van het Nederlands  “Wetboek van strafrecht”  meldt:

“Geen feit is strafbaar dan uit kracht van een daaraan voorafgaande wettelijke strafbepaling”.  Maar…………

In artikel  147 stelt  “Godslastering “strafbaar met ten hoogste drie maanden gevangenisstraf. Dus straf op een moreel / ethisch aspect?

“Godslastering” is,  naar mijn overtuiging een zuiver, volgens de (oude) tijdgeest,  morele misdraging waarop door de wetgever een straf is gesteld.

De strafstelling  is natuurlijk de grootste nonsens. Immers, beschimping, het honen van een God die mogelijk niet bestaat, strafbaar stellen, is in feite  feodaal.    Een God is slechts een waanidee, een waandenkbeeld van iets dat niet zichtbaar is, zich niet laat zien of niet tastbaar aantoonbaar bestaat. Als  nu een boom “mijn” God is  en deze wordt  omgezaagd?  Is dat dan strafbaar?

De gelovige mens zal deze omschrijving  als lasterlijk beschouwen en een inbreuk vinden van zijn diepste overtuiging. Maar…………….

“Het is fatsoenlijk een gelovig mens niet te beledigen of hem kenbaar maken dat bovengenoemde omschrijving de enige juiste is”. Fatsoen is de “helende” factor en heeft dan een status. Een gelovig mens zal ook moeten beseffen dat er anderen zijn die zijn/haar geloof niet erkennen en er niet mede in aanraking wenst te komen omdat geloof een feodale uiting is  en  wordt afgewezen.

Hierin is gelukkig een ieder vrij. Ik ken vele gelovige mensen die ik uitermate aardig vind en waarmee ik het uitstekend kan vinden. Voor zover mijn begrip en respect voor de gelovige medemens. Zodra er een superioriteitsgevoel aanwezig is, komt de extremiteit om de hoek kijken of daardoor zelfs terreurdaden worden goedgekeurd, om een niet gelovig mens te willen doden en/of te vernietigen, uit naam van een hersenschim.

Maar waarom is Godslastering  strafbaar gesteld?

Het  roept bij  mij een zware  morele  verontwaardiging op, maar uit het oogpunt van  historisch gegroeide verhoudingen is het geloof zeer verklaarbaar. Hoewel ik meen dat een uitvoering van de strafbaarstelling bij overtreding, de “Godslastering”,  geen hout snijdt.  Blasfemie strafbaar stellen is n.m.m. ook een uiting van intolerantie en IS ZEER ONWENSELIJK. De islam is intolerant is mijn mening. In het boek van Prof dr. Hans Jansen staat op bladzijde 85: In soera  5:72-77  worden christenen daarentegen heel nadrukkelijk “ongelovigen ” genoemd. In soera 8:55 worden worden de ongelovigen “beesten” genoemd. Waarom moet een Nederlander nog  respect hebben voor moslims?

Ik heb het hier over het  “christelijke geloof”, Katholiek of protestant, en zeker ook  over het  Hindoeïsme of  de islamitische Godsdienst.

Tot op heden heb ik geen problemen ondervonden vanuit het christelijke geloof en heb ik altijd respect ontmoet van “christenen” om “mijn niet religieuze aard”. Maar is soera  8:55 staat dus dat ik een “beest” ben.  Als ik de Koran dan een boek vind dat pathogeen is.

Als ik  ook mijn “archief” raadpleeg over de “islam”, dan lees ik dat ik mijn leven niet zeker ben en ik,  als “ongelovige”,  slechts als een varken  en/of een ongelovige hond moet worden gedood.  Deze zeer intolerante “invectieven” komen van radicale “imams”, die ook vernietiging van ongelovigen prediken in enkele moskeeën in Nederland.

Zijn de uitspraken van een radicale Imam dan ook strafbaar? En, welk een moreel / ethisch besef hebben de Imams die met radicale uitspraken, zoals Imam Ahmad Salam deed tijden een persconferentie in TILBURG, in juni 2002, hun gelijk willen halen en het martelaarschap aanmoedigen. De uitspraken  van deze Imam hebben niets meer te maken met  de “vrijheid van meningsuiting” maar een aanmoediging is van terreuraanslagen. Immers: het martelaarschap  kan verkregen worden NA EEN TERREURDAAD, zoals we Afghanistan en Irak dagelijks kunnen zien.

Het martelaarschap aanmoedigen is in feite,  het geweld tegen het westen bepleiten en dat is in strijd met artikel 137-d  (WbSr)

“Deze ongewenste  moraaltheologische  aspecten die slechts morele verontwaardiging oproepen en van de betreffende overheid maatregelen eisen ter voorkoming van verdere teloorgang van zowel het karakter als de identiteit van onze samenleving in Europa.”

Zijn er nog andere ongewenste morele ( en ethische) aspecten,  behalve de religieuze zoals ik dat hierboven heb omschreven,  die ook grote verontwaardiging oproepen en  moreel verwerpelijk zijn? Zo zijn  angst,  onzekerheid en miskennen van toekomstverwachting,  moreel / psychologische factoren om,  politiek gezien, er rekening mee te houden dat bij velen dat een ongewenst spanningsveld oproept waarbinnen angst en onzekerheid wordt versterkt én moreel én psychologische hygiëne geweld wordt aangedaan.

Bijvoorbeeld: bij preventieve fouillering in het publieke domein wordt er van uitgegaan dat er altijd een “verdachte” is, hoewel daarvan meestal geen sprake is. Preventieve fouillering is dus ongewenst als er géén aanleiding is. Alleen bij aankondiging in uitgaansgebieden in een Bar of café, om zekerheid te verschaffen voor een veilige avond, is naar mijn overtuiging, de enige wijze dat fouillering effect kan hebben en niet de vrijheid van het publiek aantast.  Het preventief fouilleren is slechts een machtsfactor dat het O.M. en politie graag hanteren. Er zijn al duizenden bekeuringen gemaakt  in het publieke domein omdat de persoon in kwestie geen identiteitsbewijs bij zich had. Na heel veel klachten is de “jacht” afgezwakt, maar de ergernis blijft. De onvrijheid die de bevolking daardoor ervaart is een morele zeer ongewenste situatie.

Het is nodig dat een overheid altijd duidelijk is in richtlijnen en een overheid er zich van bewust moet zijn dat “de overheid” een dienende functie heeft en zich niet een alles overheersende “befehl ist befehl”  attitude aan kan meten,  zoals het Openbaar Ministerie dat mijns inziens nu wél doet en vele blunders begaat.

Het OM heeft een eigen “Strafvorderingsrichtlijn” dat in strijd is met ons democratisch beginsel.

Mr. Eerdmans, LPF,  refereerde daaraan  en hij meende dat het OM gecontroleerd moet worden door de politiek. Daarnaast zijn de fouten die het OM maakt,  ontoelaatbaar.

Onzekerheid mag bij het OM geen factor zijn. Duidelijkheid en openheid zijn dringend gewenst. Het is de taak van de overheid morele /ethische verontwaardiging  te voorkomen. Het is een kwestie van psychologisch sociale hygiëne en een groot besef van moraal en waarde-ethiek (Die het handelen betrekt op zekere als objectief aangenomen normen)

Als laatste vind ik dat managers,  de procesdenkers,  de  wereld beroven van zijn bezieling en dat moet strafbaar zijn, immers, zij hebben, naar mijn mening, géén beroepsethiek. Leraren en mensen uit de zorgsector komen door hun toedoen in de ziektewet en  in de WIA en dat is maatschappelijk uiterst verwerpelijk, zo niet onaanvaardbaar. Als een jonge hoogleraar  interne geneeskunde, mij meldt dat hij er misschien mee wil stoppen als het management zich nog méér (langer) met het uitoefenen van zijn functie / beroep bemoeit.

Hieruit blijkt dat het management slechts een deformerend maatschappelijk resultaat geeft en dus GEEN maatschappelijk nut impliceert. Als Prof. Dr. B. Smalhout, boven zijn columns schrijft, “Management terreur”en “Wie stopt de managers”, is kennelijk  de nood erg hoog. Als Nico Goor, de voorzitter van ambtenarenbond, N.C.F., zich zéér negatief uitlaat over managers,  met name bij de belastingdienst, dan is de politiek nu aan zet om met spoed de bestuurlijke tussenlagen in de zorgsector, energie en waterbedrijven, waar veel managers hun baan  hebben, er uit te halen. Deze moreel / ethisch ongewenste maatschappelijk factoren kunnen we missen als kiespijn.

Nu ook het morele besef bij banken en zelfs in de gehele financiële sector tot nul is gedaald, wat tot gevolg heeft dat er nu een zeer ernstige kredietcrisis is ontstaan, met als gevolg een economische crisis, dan heeft dat gebrek aan moreel besef en bij  het ontbreken van een  maatschappelijke verantwoordelijkheid, bij banken en andere financiële instellingen,  dan zien  we dus hoe belangrijk een  moreel besef is. Immers: “De vrije markt zonder een zeer duidelijke moraalfilosofie, is desastreus in zijn uitwerking”.  Want als slechts de winst wordt omarmt dan worden de moraalfilosofische aspecten ter zijde geschoven uit pure hebzucht. Conclusie: Een “vrije  en ongecontroleerde markt”  werkt enorm maatschappelijk ontwrichtend en derhalve is een geleide economie alweer de uitkomst.

A.R. Girbes sr.
14 augustus 2006 en bijgewerkt op 15 juni 2012.

Citaat van een zeer scherpzinnige Française, Ninon Lenclos, 1610 – 1705, Parijs: ” Een mens moet wel een zeer armzalig moraal hebben, indien hij een Godsdienst nog heeft om oprecht te zijn”. ( Bron: Buddingh, citatenboek Spectrum: 161)

Dit bericht is geplaatst in Algemeen, Column met de tags , , , , . Bookmark de permalink.