“Ozb en De Rechten van de Mens”.

Onrechtmatigheid, schuld, het fatsoen en de “Universele verklaring van de Rechten van de Mens” én de “Ozb” én…. rechtskrenking.

Deze verhandeling, over mensenrechten, fatsoen en bestuurlijke beslissingen, heeft tot doel dat er een verband zichtbaar wordt met de onrechtmatigheid waar het causale niet direct zichtbaar is maar impliciet er toch een onmisbare factor, een schakel, bloot wordt gelegd die, om een aantal economische én juridische factoren, niet relevant is maar indien daarmede geen rekening wordt gehouden, wél gevolgen heeft voor burgers én waarbij er een duidelijke “krenking is van natuurlijke- en verworven grondrechten”.

“Bij wetgeving, waar het belang van de burger op de tweede plaats wordt gezet, zoals bij de belastingwet OzB, is er naar mijn stellige overtuiging niet het belang van de burger voorop komen te staan maar het belang van de staat. ( M.i. een zuiver partijpolitiek initiatief) Alle juridische aspecten en vooral de consequenties die het gevolg daarvan zijn is voor burgers ingrijpend geweest.)

Als burger meen ik dat de wet OzB onrechtmatig is omdat de strekking en doel m.i. een andere is dan het belang van de burger, maar meer een belang voor Gemeenten. De zelfstandigheid van Gemeenten zou daardoor worden vergroot.

Gemeenten zijn dan niet meer aangewezen op het Gemeentefonds. De politieke achtergrond is om de macht van Gemeenten te vergroten en dat past weer exact in de politieke strategie van de Sociaal Democraten. De duurste woningen moeten ook het meeste opbrengen. De OzB is eigenlijk een soort tolheffing. In de middeleeuwen werd er schoorsteenbelasting geheven. De tollenaars zijn ( weer) in grote getale onder ons. Wat alles met schuld en onrechtmatigheid te maken heeft?

Voorbeeld.

Als door mijn schuld een kluwen wol verward is geraakt, er bij mij een morele en financiële schuld ontstaat, en als ik nu het fatsoen kan opbrengen het kluwen weer te ontwarren, ik heb dan ook de inzet en het vermogen, de intelligentie daartoe, die morele- en financiële schuld dan niet meer bestaat. Het verwarren van een kluwen wol is onrechtmatig, dus mijn schuld. Het kluwen wol was, of is, immers van een ander? Dit simpele voorbeeld geeft aan dat schuld een oorzaak moet hebben en aansprakelijkheid volgt daarop. Dat kan zowel een morele als wel een juridische aansprakelijkheid zijn. Niemand zal voor een dergelijk “vergrijp” mij een proces aan de broek geven of onmiddellijk een grote som geld opeisen omdat ik “rechten” van iemand heb geschonden.

Het “vergrijp” is te eenvoudig, te kinderachtig en te onbenullig. Het is zelfs lachwekkend dat een kluwen wol zo verwarrend kan worden gemaakt. Maar als de wol nu eens heel duur én zeer bijzonder van aard zou zijn? Wat dan?

Het causale met fatsoen is “in de oplossing” gelegd en er wordt in een dergelijk geval niets nagegaan of overwogen, maar als een vanzelfsprekendheid aangenomen.

Alle gevoelens en de ratio die kunnen leiden tot vervolging worden afgezwakt door de grootte van het eventuele schadebedrag en het herstellende vermogen van de norm “fatsoen” en de omvang van het “delict”. Nalatigheid, onzorgvuldigheid en dus mogelijk onrechtmatigheid, schuld, fatsoen en de rechten van iemand zijn in een snel tempo voorbij gegaan. Het is een beetje een kinderachtig verhaal en er is een gevoel van onschuld. De lezer zal het hoofd schudden en denken: waar heeft hij het over.

Zodra ik het kluwen “wol” ga vervangen door “dakpan”, dat van een huis is afgewaaid, en op een aardige dame terecht is gekomen omdat er geen onderhoud aan de woning is gepleegd, krijgt alles ineens een andere dimensie. Als ik de door de driftige eigenaar het ontstane geweldsdelict er bij tel, omdat de huiseigenaar het slachtoffer heeft geslagen, “de boel” ( schuld en de onrechtmatigheid) helemaal op stelten is gezet en “schuld en onrechtmatigheid”een juridische plaats krijgt.

Het causale ter zake schuld, onrechtmatigheid en fatsoen komen ineens in volle glorie scherp in het voetlicht. De oplossing van het probleem zal zeker niet zo eenvoudig verlopen als dat van het kluwen wol. Hierbij is een menselijk element naar voren gekomen, dat van het menselijke onvermogen, als menselijke eigenschap, nl ” de beheersing”, én het van buiten komend gevaar (onheil), de wind.

De harde wind zorgde er voor dat de dakpan van het dak werd gerukt, wat ook kan worden gebruikt als een “onzeker voorval” zoals dat in art. 246 van het wetboek van koophandel staat omschreven.

De eigenaar van de woning, die zich niet heeft beheerst, omdat hij de gevolgen van de “een van buiten komend onheil” heeft onderschat, en omdat hij uit zuinigheid- overwegingen het dak niet van nieuwe pannen heeft voorzien, waardoor hij de gevolgen van zijn nalatigheid plotseling inziet, zich niet meer kon beheersen en zijn driftig karakter met hem op de loop is gegaan en dat met geweld afgereageerd op het slachtoffer. Immers, de dame kan letselschade claimen en dat maakte de huiseigenaar woedend die daardoor misschien zijn huis moet verkopen om de schadeclaim te kunnen betalen.

Zijn nalatigheid heeft hij volledig onderschat en In zijn drift heeft hij art. 1 en art. 3 van “de Rechten van de Mens” overtreden.

Zijn gevoel voor fatsoen is door een “ander belang” door hem buiten spel gezet.

Het materialistisch realisme heeft zijn “fatsoensnorm” volledig overrompeld. De oplossing ligt gedeeltelijk in het vlak van verzekering. De brand- opstalverzekering met uitgebreide dekking, waaronder stormschade, zal een oplossing kunnen bieden. De aansprakelijkheidsverzekering voor gebouwen is ook een optie.

Het kan heel ingewikkeld worden als de verzekeringsmaatschappij zich beroept op “achterstallig onderhoud”, als in de polis aansprakelijkheidsverzekering voor gebouwen, een clausule met die strekking is opgenomen.

Het geweldsdelict is strafbaar en na aangifte kan de eigenaar  worden vervolgd door het O.M. Het zijn twee duidelijke en eenvoudige voorbeelden waar de onrechtmatigheid telt en de consequenties goed te voorspellen zijn maar geen ingrijpende langdurige gevolgen heeft.

Een korte opsomming van artikelen inzake de “Universele Verklaring van de Rechten van de Mens”.

Art.1 Alle mensen worden vrij en gelijk in waardigheid en rechten geboren. Zij zijn begiftigd met verstand en geweten, en behoren zich jegens elkander in een geest van broederschap te gedragen.

Art 3 Een ieder heeft recht op leven, vrijheid en onschendbaarheid van zijn persoon.

Art. 9  Niemand zal onderworpen worden aan willekeurige arrestatie, detentie of VERBANNING.

Art. 12  Niemand zal onderworpen worden aan willekeurige inmenging in zijn persoonlijke aangelegenheden, in zijn gezin zijn tehuis of briefwisseling noch aan enige aantasting van zijn eer en goede naam.

Tegen een dergelijke inmenging of aantasting heeft een ieder recht op bescherming door de wet! Juist die bescherming door de wet  is een loze kreet.

In het voorbeeld van het kluwen “wol” worden die rechten niet onder druk gezet en op een menselijke manier én in goede harmonie opgelost. Fatsoen heeft daarbij een belangrijke rol gespeeld, hoewel fatsoen niet in wet of verordening is geregeld. Fatsoen heeft geen juridische status. Zelfs de morele status van fatsoen is tegenwoordig onder gebracht bij economisch en/of bestuurlijk belang en ondergeschikt gemaakt aan het belang van de burger.

Ik heb nog niet eerder ergens gelezen dat er een “sanctie” is op onfatsoen (lijkheid), behalve dan als we alles in de sfeer van baldadigheid plaatsen bij de jeugd.

Bij het voorbeeld van de dakpan is het duidelijker en is het woordje “fatsoen” in een “ondergeschikte” positie gekomen. Het economische belang en de aantasting van enig verlies van goed en lijfsbehoud of verminking is dan dominant.

De ontstane schade komt nadrukkelijk op de voorgrond en overheerst de situatie. Immers, de status van het bestaan, van de huiseigenaar, is  ook in het geding.

Een overheid, – in een democratie gekozen door “het volk”,- kan, om zuiver ideologische motieven en algemeen belang, facetten van recht(en) en fatsoen, ook de “Rechten van de Mens”, met voeten treden, zonder dat een burger die overheid aansprakelijk kan stellen. Dogma’s, waarmee politieke partijen graag “goede sier” maken zoals “gelijkheid”, “eerlijk delen” en de drang tot “nivelleren”, worden als een geloof uitgedragen. Bij de VVD, een liberale partij, was het privatiseren van nutsbedrijven een heilige koe. Beide opsommingen  heeft het  karakter van een drogreden en is  gekoppeld aan een partijdogma der volksverlakkerij. De consequenties zijn ondertussen bekend en ook de schade die dat heeft aangericht, waardoor de burger in zijn rechten is geschaad. Immers: de bureaucratie is een enorme last op de schouders van een ieder en slechts het “management” heeft van de privatisering  geprofiteerd.

De onverzadigbare “regelzucht”, waarbij de bureaucratie de infiltrant is van artikel 12 en artikel 30 van de “Universele verklaring van de Rechten van de Mens”, werkt zeer remmend op maatschappelijke structuren en is m.i. een niet te schatten vorm van tijdverspilling én roept veel irritatie op.

Art.30 Geen bepaling in deze verklaring zal zodanig mogen worden uitgelegd, dat welke staat, groep of persoon dan ook daaraan enig recht kan ontlenen om iets te ondernemen of handelingen van welke aard ook te verrichten, die vernietiging van een van de rechten en vrijheden, in deze verklaring genoemd, ten doel hebben.

Moeilijker wordt het in een democratie waarin de meerderheid de dienst uit maakt. Ik noem dit altijd “de 50 plus 1 clausule”. De andere 49% van de bevolking moet dus naar de pijpen dansen van de 50 plus 1: dus de dictatuur van de kleine meerderheid? De dictatuur van het getal. Zoals Prof. D. F. Scheltens het omschrijft. Daarmede ben ik het volledig eens.

Ik ben van mening dat dit moet veranderen en dat er een zakenkabinet moet komen, samengesteld uit verschillende bevolkingslagen, De wurgende greep van de partijpolitieke elite op de samenleving, moet verdwijnen. in feite is het nu een oligarchie waar nepotisme de waarde heeft van een”The Old Boys Society”, gezien de verdeling van baantjes na een Kamerlidmaatschap of een  Ministerspost.

Parlementaire beslissingen zullen meer tijd nodig hebben, maar het draagvlak zal groter zijn bij het unanimiteitsbeginsel.

Op welke wijze is het beleid van de Nederlandse overheid in strijd met de “Rechten van de Mens” en is fatsoen ter zijde geschoven én kunnen we spreken van “onrechtmatigheid” of een “onrechtmatige daad?

Het Burgerlijk Wetboek Boek 6 Titel 3  zegt:

Artikel: 162 

1. Hij die jegens een ander een onrechtmatige daad pleegt, welke hem kan worden toegerekend is verplicht de schade die de ander dientengevolge lijdt, te vergoeden.

1. Hij die jegens een ander een onrechtmatige daad pleegt, welke hem kan worden toegerekend is verplicht de schade die de ander dientengevolge lijdt, te vergoeden.

2. Als onrechtmatige daad worden aangemerkt een inbreuk op een recht en een doen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht of met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt, een en ander behoudens de aanwezigheid van een rechtvaardigingsgrond.

3. Een onrechtmatige daad kan aan de dader worden toegerekend, indien zij te wijten is aan zijn schuld of aan een oorzaak welke krachtens de wet of de in het verkeer geldende opvattingen voor zijn rekening komt.

Kan een overheid “überhaupt” van een onrechtmatige daad worden beschuldigd of van onrechtmatig handelen? Ik meen van wel. Staatsrechtelijk misschien niet.

Als de burger zich wenst te beroepen op rechten, die verkregen zijn uit geschiedenis, zoals vroegere wetten, regels én gewoonten, toen “algemeen aanvaard”, moet dát mogelijk zijn én moet door de overheid worden gerespecteerd zodat ook het fatsoen een “status” krijgt. (De status van fatsoen zal zeer discutabel worden omdat niet iedereen gelijke fatsoensnormen hanteert. Fatsoen kan zeker aan criteria worden onderworpen als deze aan maatschappelijke waarden worden gekoppeld.)

“Door wetswijzigingen en wijzigingen in gemeentelijke verordeningen kan nu inbreuk worden gemaakt op bestaande rechten van burgers zonder dat de burgers een democratische inbreng hebben d.m.v. inspraak of een referendum!”

Het Burgerlijk Wetboek Boek 5, zegt over eigendom het volgende:

Titel 1. Artikel: 1

– 1. Eigendom is het meest omvattende recht dat een persoon op een zaak kan hebben.

– 2. Het staat de eigenaar met “uitsluiting van een ieder”  vrij van de zaak gebruik te maken, mits dit gebruik niet strijdt met rechten van  anderen en de op wettelijke voorschriften en regels van ongeschreven recht  gegronde beperkingen daarbij in acht worden genomen. ( De zogenaamde gegronde beperking is, naar mijn mening, de werking van de  onteigeningswet)

– 3. De eigenaar van de zaak wordt, behoudens rechten van anderen, eigenaar van de afgescheiden vruchten.
Voorbeeld 1.
Indien een burger in het verleden een huis gekocht heeft  met het doel om daarin zijn oude dag te willen slijten, kan een onteigening, vanwege een “algemeen belang”, die betreffende burger volledig, en m.i. onrechtmatig,  in zijn rechten verdringen, wat het algemeen belang ook verder moge inhouden.

Bij onteigening, dat grondwettelijk gewaarborgd is, staat in art 14 van de in 1983 herziene Grondwet:

“Onteigening kan alleen geschieden in het algemeen belang en tegen vooraf verzekerde schadeloosstelling,  een en ander naar bij of krachtens de wet te stellen voorschriften”.

Schadeloosstelling kan aan de marktvraag gebonden zijn, en dat kan in een periode van recessie onvoldoende blijken doordat de marktwaarde van een huis flink gedaald is. De wet schrijft niet voor dat “minnelijk overleg” in de administratieve procedure plaats vindt. De wet eist uitsluitend dat “enig minnelijk overleg” aan de gerechtelijke procedure vooraf moet gaan.” Ik noem dat, -enig minnelijk overleg,-  gewoon willekeur en het opzij schuiven van het belang van de burger met als “kapstok” het Algemeen Belang.

Slechter kan het niet. De burger is in feite rechteloos! En, dat is de burger ook in een dictatuur. Het terugtreden van de “overheid” bij maatregelen van Algemeen Belang is kennelijk een absurde gedachtegang. Maar…. de burger is van zijn rechten beroofd bij onteigening of anderszins, dat duidt op economisch algemeen belang, zoals dat bij de aanleg van de ” Betuwelijn” is gebeurd.

Het progressief economisch beleid van regeringen, economische groei, blijkt meer kwaad te doen dan goed. Vooral het ruimteverslindende beleid door overbevolking is vaak debet aan veel ellende. Hebzucht en macht zijn natuurlijke fenomenen die helaas nog geen redelijke criteria hebben bij zowel “Overheden”  en bij zakenlieden/ oligarchen.
Voorbeeld 2.
Een burger die een huis gekocht heeft en daarvan wil genieten en meent dat er ná zijn werkzaam leven voor hem een huis staat die hij als “zijn eigendom” kan beheren.

Nu er een “Onroerend zakenbelasting” wordt geheven zal die burger zijn huis moeten verlaten als hij de belastingpenningen niet kan of wil voldoen omdat inflatie en woningschaarste de prijs van de woning hebben opgedreven en de betreffende Gemeente, op grond van waardeschatting, de heffing van de Ozb méér is dan de bewoner/eigenaar kan betalen.

Deze belastingheffing is niet alleen onrechtmatig, maar  is in strijd met het recht op eigendom. Want, de overheid heeft een “claim” – de onrechtmatige aanspraak-, op een woning die geheel is afbetaald en waarover belastingen zijn voldaan. De claim is, naar mijn stellige overtuiging,  onrechtmatig.

(Art.2.R.v.d.Mens en het Burgerlijk Wetboek Boek 5, Titel 1,  artikel  1, sub 1 en 2.) De overmatigheid van de aanslag dwingt de burger zijn eigendom te verlaten, op grond van een vordering, en dat is onaanvaardbaar.  Daarvoor heeft hij – de burger – te veel  aan vreugde nagelaten én  betaald. Het karakter van een misdaadorganisatie treed nu op de voorgrond dewelke ook de wet niet respecteert en de belangen van de burger ondergeschikt maakt aan die organisatie. In beide gevallen is de burger dus slachtoffer.

De OzB is een jaarlijks terugkerende heffing op vroegere arbeid: en daarover is al heel veel belasting betaald.  Deze heffing is m.i. ook in strijd met art. 12 en art. 25 van de “Rechten van de mens” en in strijd met het eigendomsrecht.

Door de OzB is er een duidelijk inmenging in zijn persoonlijke aangelegenheden, in zijn gezin, zijn tehuis. In de “Universele verklaring van de Rechten van de Mens” is “fatsoen” IMPLICIET aanwezig, dat veel problemen humaan kan oplossen, en juist door “inmenging” aan de kant wordt geschoven ten gerieve van een ideologie of uitbuiting en/of machtsuitoefening. De overheid heeft geen boodschap aan de rechten van de burger.

De eigenaar heeft het huis gekocht in de voor die tijd geldende regels en mogelijkheden met een duidelijk persoonlijk doel, nl om op na zijn pensioen gerechtigde leeftijd er in vrijheid van te kunnen genieten. Hij is een brave burger, want hij heeft zijn zelfstandigheid willen handhaven. ook ná zijn pensioen leeftijd.

Het “risico” dat hij eens een heffing, de OzB, zou moeten gaan betalen over zijn verworven bezit heeft hij niet kunnen inschatten. De claim is dus pure willekeur en door zuiver bestuurlijke belangen ontstaan.

De eigenaar van de woning heeft, voordat hij met pensioen zou gaan, aan zijn verplichting jegens de gemeenschap voldaan volgens artikel 29 sub 1 van de “Universele verklaring van de Rechten van de mens”. Hij heeft belasting voldaan, de verplichting aan de gemeenschap, en hij, de eigenaar, wenst geen aanspraak te maken op steun van die overheid omdat hij zijn zelfstandigheid wenst te behouden en aldus die gemeenschap niet wil belasten.

De staat is dus schuldig aan de heffing en de daad van heffing is onrechtmatig én onfatsoenlijk. Als een eigenaar zijn eigendom gedwongen moet verlaten wegens de onbetaalbaarheid van heffingen, om dan plaats te nemen in een bejaardenflat kan er m.i. worden gesproken van een “moreel misdadige handeling” door de staat… Maar, de politiek en het ambtelijke beleid heeft daaraan geen boodschap. De rechtsonzekerheid is dus voor de burger hiermede aangeduid. Het algemeen belang is, in mijn visie, in dergelijke gevallen de “kapstok”  voor de overheid als de burger zich “des rechtens”  wenst te manifesteren.

Als de eigenaar door stress ernstig ziek wordt en door verzwakking, kort na zijn intrede in de flat, overlijdt, durf ik te beweren dat dat zelfs “dood door schuld” kan zijn omdat zijn rechten niet gerespecteerd werden en de overheid kon weten dat de oude man/vrouw zich niet meer kan verweren en nu  slachtoffer is van rechteloosheid door willekeur.

De eigenaar kon het psychisch niet verwerken dat hij door de staat werd gedwongen, na een leven lang werken, zijn huis moest verlaten.
In het voorbeeld van de “verwarde wolbal” of de “gevallen dakpan”, zien we een redelijke en op een humane wijze te regisseren oplossing, maar de staat kan als een dictator zijn dictaat opleggen, ook al heeft de burger het gelijk aan zijn zijde. De maatschappelijke regels zijn dus niet democratisch getoetst én in strijd met de “Rechten van de Mens”. Het algemeen belang is slechts financieel van aard van “de overheid”. De schadevergoeding zoals deze in de onteigeningswet is geregeld is dan niet van toepassing. Immers: de eigenaar wenste, of kon, de heffing niet (te) voldoen waardoor de woning op bevel is verkocht voor vereffening van  “belastingschuld”.

De op zgn. “Democratische” wijze tot stand gekomen OzB is in feite een machtsbeslissing geweest met als doel de Gemeenten een meer zelfstandige positie te willen geven bij het innen van belastingen en de besteding daarvan en daarnaast het bedrijfsleven kreeg  meer financiële ruimte door belasting verlaging waardoor de lonen lager konden zijn en de concurrentiepositie wordt verstevigd. Gemeenten hebben dan geen aanvullende  inkomsten nodig uit het gemeentefonds.

Nu de VVD de OzB wenst af te schaffen kan de VVD vanuit de links politieke hoek fel weerstand verwachten omdat met de afschaffing van de OzB Gemeenten met een linkse signatuur weer afhankelijk worden van Den Haag(Gemeentefonds.)  Nu dat voor een deel gelukt is, het bewoners gedeelte van de OzB is afgeschaft, hebben de Gemeenten  eenvoudigweg daarvoor iets anders in de plaats gezet. De rioolbelasting is gewoon verhoogd.

De burger mag door “de Staat” in zijn recht(en) worden gekrenkt. Ook al is het onrechtmatig, onfatsoenlijk en maakt de staat zich schuldig aan “willekeurige inmenging in persoonlijke aangelegenheden”. Rechten en vrijheden worden dan met voeten getreden, waartegen de burger geen verweer heeft én aldus is vernietiging van “des burgers rechten”  een feit. Onze Democratie is dus ook in deze zaken gewoon een “zieke grap”. (De strijd van het “establishment” tegen De heer Wilders is met deze gegevens ook goed te herkennen.)

Juridische weerstand is dan zinloos. In dictaturen hebben de burgers ook geen rechten.

“Rechtskrenking is altijd onrechtmatig.” Rechtskrenking ontstaat door inwerking van een ander: in dit geval de Staat, respectievelijk, Gemeenten.

De Staat Der Nederlanden  hanteert in  genoemde gevallen  het karakter van het Duitse gezegde:” Rücksigtslosigkeit ist ohne Gnadenbrot”. 

A.R. Girbes sr.
Odoorn

21 juli 2012.

Dit bericht is geplaatst in Binnenland. Bookmark de permalink.